Mijn prille leven als keizer was complex en veelbewogen. Alle veranderingen binnen en buiten de paleismuren zijn door geleerde heren opgetekend, alles wat voorbijging is vastgelegd en veel paleisanekdotes raakten door het hele land bekend. Maar wat bij mij de diepste indruk heeft achtergelaten is toch wel die eerste winter na mijn troonsbestijging. Die eerste winter was ik veertien. Op een van de koudste dagen, na de winterzonnewende, lag er een dik pak sneeuw en ging ik met een paar jonge eunuchen naar het Tuinpaviljoen voor een sneeuwballengevecht. De onsterfelijkheidketel van wijlen de Keizer stond ongebruikt naast het paviljoen, aan één kant ervan lag de sneeuw hoog opgehoogd. Per ongeluk stapte ik op iets zachts. Toen ik de sneeuw weggroef, bleek het een doodgevroren ode eunuch te zijn.