Clarissa woont met haar dochter Inca aan een dijk tussen de kassen in een lieflijk tuindersdorp. Het kind heeft in haar oude buurman de ideale en toegewijde grootvader gevonden. Dan gebeurt er een ongeluk met opa Veer. Zonder zwaailicht en sirene is de ambulance weggereden. ´Gek, dat alles door blijft gaan. Dat het al maar later wordt en nooit meer vroeger,´ zegt het kind. En juist dat herkent Clarissa uit haar eigen jeugd, die begon op het platteland en die zich daarna deels op Aruba afspeelde, ver weg van de mensen bij wie ze zich thuis voelde. Totdat ze uiteindelijk in een Frans dorp bij de oudere François-Xavier de rust vindt – en vrijwel direct weer verliest.