Wendell Steavenson, een journalist van Amerikaanse komaf, werd verliefd op de eeuwenoude, exuberante cultuur van de voormalige sovjetrepubliek Georgië. Ze bereisde het land vanaf de vervallen badplaatsen van de voormalige Russische elite aan de Zwarte Zee tot aan het riskante gebied dat aan Tsjetsjenië grenst. Ze tekende de verhalen op van soldaten, boeren, hoeren en fantasten, ronddolende journalisten, bergbewoners, eenzelvige kunstenaars en misdadigers. Steavensson bracht hun stemmen samen in een polyfone, sprankelende ode aan de veerkracht en veelkeleurigheid van een volk dat, ondanks alle pogingen tot overheersing door vreemde mogendheden, zijn robuuste authenticiteit heeft behouden. Ze vertelt over de grenzeloze gastvrijheid van de Georgiërs, de oudste wijnmakers ter wereld, en de gelijkenis van het land met Lampedusa's Sicilië, maar ook over de restanten uit de sovjettijd, zoals de cultus rond Georgiës telg Stalin en de grandioos kitscherige datsja van Gorbatsjov.