Peking, 1852. Een onzeker meisje uit de verarmde burgerij treedt toe als concubine tot de keizerlijke harem in de Verboden Stad. Na lange tijd te zijn genegeerd baart zij de enige overlevende zoon van de Chinese keizer. Ze is dan voorbestemd om een halve eeuw als keizerin-moeder Tzu Hsi over het uitgestrekte Chinese keizerrijk te regeren. In een tijd van hofintriges, samenzweringen en opstanden ziet Tzu Hsi het als haar taak de wankelende dynastie voor de onvermijdelijke ondergang te behoeden.