Al tweeënhalf jaar deed Augusta in Moskou verwoede pogingen het lot van haar man Wim te achterhalen. Toen hij in de nacht van 4 op 5 november 1936 van zijn bed werd gelicht door de NKVD, de geheime dienst van de Sovjet-Unie, dacht ze dat er een vergissing in het spel was. Hoe kon zo'n bescheiden en idealistische man als Wim iets op zijn kerfstok hebben?