het huis slaapt, het is er altijd nacht de schim van mijn moeder is uitgeweken naar het mager huis der zieken op het laatste plein in het vergeten salon van de dood spreekt ze met de trage rolstoel van haar gedachten er is geen straat terug, de namen vervagen, de toekomst is onleesbaar geworden alle reizen gebeuren voortaan in de regen een krans van aarzelingen talmt even wie uitglijdt is niet meer