Paul Bloem - poëzievertaler, gescheiden, twee kinderen - trekt tijdelijk in bij zijn vader Gerrit, een Hollandse tuinder die vlak na de Tweede Wereldoorlog naar Canada emigreerde. Het valt Paul op dat zijn vader zich soms vreemd gedraagt. Hij kan zomaar totaal verstarren en is dan volkomen onbereikbaar, ook voor Paul. Wat heeft dat te betekenen? En waarom sluit hij de kelderkamer af met zware hangsloten, elke keer als hij er geweest is?