Merel Ravesteijn slaagt er niet langer in haar problemen te verbergen. Niet alleen haar collega Tine ziet dat Merel het erg moeilijk heeft, maar ook haar verloofde Aart de Bruijn beseft dat het zo niet langer kan. Het blijkt dat Merel als kind is mishandeld en verwaarloosd door haar moeder, die zelf een ellendige NSB-jeugd heeft gehad en veertien jaar geleden zelfmoord heeft gepleegd. Aart en Tine halen Merel over tot een behandeling in een Evangelisch Centrum. Daar krijgen ten slotte de wonden in haar hart de kans te genezen. Een positief, menselijk boek dat je in een adem uitleest.